Gerrit Barron

Literatuur als ideologisch vormingsinstrument
Moengo (Suriname), 18 september 1951
Geschreven door Ismene Krishnadath

Gerrit Julius Markus Barron behoort tot de eerste generatie Surinaamse kinderboekenschrijvers. Zij begonnen te publiceren in het kielzog van de nationalistische schrijvers van de jaren ’60 en ’70 van de twintigste eeuw.

Schrijver en ondernemer

Gerrit Barron groeide op in de nabijheid van het Oost-Surinaamse dorp Moengo in een tijd dat de dienst daar werd uitgemaakt door de mijnbouwmultinational Suralco. Koloniale verhoudingen kwamen onder andere tot uiting in streng gescheiden arbeidersklassen en ongelijke financiële vergoedingen, sociale zekerheid, woon- en recreatiegelegenheden. Barrons vader behoorde tot de weekloners. Deze arbeiders kregen contracten op jaarbasis. Elk jaar was het afwachten of het contract zou worden verlengd. Om niet helemaal afhankelijk te zijn van de multinational gingen de Barrons buiten Moengo wonen. Daar hadden ze geen elektriciteit en geen stromend water, maar wel genoeg land om te planten en pluimvee te houden. 

Op 18-jarige leeftijd verhuisde Gerrit naar Paramaribo om onderwijzer te worden. Het was een turbulente tijd. Hij was als studentenleider betrokken bij stakingen, die later de regering ten val zouden brengen. Ook sloot hij zich aan bij de culturele vereniging Prefuru, waar hij de trekker was van de dans- en voordrachtensectie. Met deze maatschappijkritische groep trad hij regelmatig op. In 1973 kwam zijn eerste dichtbundel Falawatra uit. Na de stakingen vertrok Barron naar Nederland, waar hij intensief contact had met andere Surinaamse voordrachtskunstenaars. Samen met Paul Middellijn, Djintie, Paul Niemel en Romeo Grot richtte hij de groep Kofu op. Als remedial teacher werkte hij veel met kinderen uit Suriname. Hij merkte dat er nauwelijks kinderboeken waren die aansloten bij hun belevingswereld. Puttend uit zijn eigen jeugdherinneringen schreef hij zijn eerste kinderboek.

Terug naar Suriname

In 1981 ging Barron enthousiast terug naar Suriname. Daar was een staatsgreep gepleegd door militairen en de bevolking hoopte dat er een eind zou komen aan het wanbeleid van voorgaande regeringen. Barron probeerde de militaire ‘jongens’ kritisch te begeleiden met zijn column ‘Ik en mijn pen’, die wekelijks in het dagblad De Ware Tijd verscheen. Hij stopte met de column toen hij in 1984 woordvoerder van premier Wim Udenhout werd. Hoewel Barron zijn literaire loopbaan begon als dichter, is hij vooral bekend geworden als kinderboekenschrijver. De boeken gaf hij bijna allemaal zelf uit met zijn Educatieve Uitgeverij Sorava waarvan hij later de naam veranderde in Afaka International. Behalve boeken produceert Afaka ook alternatieve landkaarten, gezelschapsspellen, posters en muziek. Op latere leeftijd keerde Barron terug naar Moengo. Hij begon met de productie van spirituele theesoorten en geneeskrachtige oliën. In 2000 startte hij een lokaal radiostation. Vanaf 2022 heeft Barron een televisiezender in de lucht. Met dit medium wil hij de Surinaamse schrijf- en voordrachtskunst nieuwe impulsen geven.

Onafhankelijkheid en nationalisme

Barrons eerste kinderboek, Een lach en een traan, verscheen in 1978. In 1975 was Suriname een onafhankelijke staat geworden. Nationalistische bewegingen verzetten zich al vanaf de jaren vijftig tegen de koloniale opvatting dat de Nederlandse cultuur en taal superieur waren aan lokale tradities en cultuuruitingen. Zo werd bijvoorbeeld neergekeken op het Sranan, de lingua franca van Suriname. Een groeiend aantal dichters liet van zich horen met strijdbare poëzie in het Sranan. Ook de rijkdom aan culturele diversiteit was een belangrijk issue. Hoewel Barron prat gaat op zijn literaire originaliteit, wil hij zichzelf plaatsen in de lijn van Trefossa en Dobru. De versregels van Trefossa in de Sranan versie van het Surinaamse volkslied zijn Barron op het lijf geschreven. "Opo kondreman un opo. Sranan gron e kari un. Wans’ ope tata komopo, wi mu seti kondre bun." ("Sta op landgenoten, Suriname roept ons. Waar de voorouders ook vandaan kwamen, we moeten het land goed besturen.") 

Net als Dobru die met zijn gedicht 'Wan'de Surinaamse culturele diversiteit roemt, weigert Barron zichzelf op te sluiten in een etnische groep. In zijn verhalen verwerkt hij bewust elementen van verschillende culturen. 
Zijn eerste kinderboeken waren een doorslaand succes. Hij haalde oplagen in de tienduizenden. De Nederlandse regering had Suriname bij de onafhankelijkheid een gouden handdruk van 3 miljard gulden gegeven, waardoor er vanaf 1975 tot begin jaren ’80 veel geld in omloop was in Suriname. Ouders kochten zijn boeken graag. De verhalen versterkten de eigenwaarde van hun kinderen, omdat zij op een positieve manier Suriname en zichzelf erin konden herkennen.

Van herkenbare kinderverhalen naar ideologische vorming

Een lach en een traan gaat over de familie Soravasingh. De karakters zullen in veel ander werk een rol blijven spelen. Het gezin bestaat uit vader John van Hindostaanse afkomst, de Creoolse moeder Thea, dochter Dharma en drie zonen, Alfred, Harold en Kela. Barron beschrijft op humoristische wijze de plagerijtjes van vooral de jongens onderling. Daarbij krijgt de lezer een goed beeld van het leven in het district. Barron schrijft in het Surinaams-Nederlands. Achterin het boek is er een verklarende woordenlijst, waarin enkele Surinamismen worden uitgelegd.

De mampira’s en muskieten hadden de moerassen verlaten en gingen zoeken naar bloed, hun voedsel. (…) Moeder en Alfred waren in de keuken. “Alfred, zeg aan Harold en Kela dat ze onmiddellijk moeten baden,” zei moeder, terwijl ze meer houtskool in de koolpot zette. “Maar ma, dat heb ik ze al drie keer gezegd.” Moeder keerde zich om en keek hem enigszins boos aan. “Doe het nog één keer, want als je vader thuiskomt en ze zijn nog niet gebaad, hm adjakasa!"

In Het geheim van de Goslar zet Barron een echte jongensroman neer. We zien Harold en Kela in de hoofdrollen. Zij gaan logeren bij tante Gerda en oom Tjopoe in Paramaribo en maken kennis met Steven, een jongen uit de buurt. Steven heeft op zolder een oude kaart gevonden van de Goslar, een Duits schip dat in de Tweede Wereldoorlog tot zinken is gebracht in de Surinamerivier. Het wrak is nooit opgeruimd. Op de kaart is een merk aangebracht met de tekst ‘Besonderes Ladung’ (overigens geen correct Duits). De jongens blijken niet de enigen te zijn die belangstelling hebben voor de bijzondere lading.

Belerend

Over het doel van zijn werk is Barron duidelijk. Hij richt zich op ‘decolonizing the mind’. Zijn verhaalhelden zijn van Surinaamse origine. In De bombelman herkent elke Surinamer de van oorsprong Chinese traditie om met knallend vuurwerk (bombels) het nieuwe jaar in te luiden. De bombelman schiet liefdesbombels die de armoede moeten verjagen. Dyora de Wajongpop en De kleine Jaggernath zijn titels die verwijzen naar helden die Barron gelicht heeft uit het gevarieerde Surinaamse cultuurpalet. In de teksten is overal lokale kennis over de natuur, de geschiedenis en cultuur verweven. Soms gebeurt dit te nadrukkelijk. Michiel van Kempen, kenner van de Surinaamse literatuur, leverde stevige kritiek op de belerende toon in zijn boeken. 

Barron daarentegen is ervan overtuigd dat het kinderboek ingezet moet worden als dekolonisatie-instrument. Volgens hem hebben westerse landen hun koloniën overspoeld met kinderboeken over hun helden en idealen. Hierdoor werd de westerse superioriteitsgedachte met de paplepel ingegoten. Het gekoloniseerde kind kreeg geen oog meer voor de helden en mogelijkheden van zijn eigen volk. Als Surinaamse schrijver moet je tegengas geven, vindt hij. In Oorlog in bakroeland bezetten Kabouters (witte mensen met blauwe ogen) het welvarende en vreedzame land van de Bakroes. Zij zetten de Bakroes tegen elkaar op. Wie wil leven volgens de regels van de Kabouters moet Kaboeger worden. Kaboegers krijgen goede banen, een auto, voedselpakketten uit Tatania (Nederland) en een Bakroe als bediende. Ze moeten dan wel hun eigen geschiedenis, goden, liederen en leiders vergeten en bovenal zich elke dag helemaal wit poederen om hun zwarte huid te bedekken.

Geschiedenis van slavernij

De hemelbrug schreef Barron om aan te geven hoe belangrijk verbindingswegen zijn voor de ontwikkeling van Suriname. Het boek verscheen in de tijd dat de brug over de Surinamerivier werd gebouwd en leek daarbij de toenmalige anti-Nederlandse regering te ondersteunen. 

Met Fort Boucou duikt Barron de geschiedenis van slavernij en marronage in. Dit keer ontmoeten Harold en Kela diep in het bos een groep vergeten afstammelingen van Marrons, mensen die als slaven op de plantages hadden gewerkt en hun toevlucht hadden gezocht in het regenwoud. Via een winti-ritueel roepen ze de geest van een voorouder op, de bekende Marronleider Barron. Deze vertelt de kinderen zijn persoonlijke verhaal van slavernij en strijd.

Fort Boucou had voor ons vele betekenissen, maar stond bovenal voor onoverwinnelijk. Boucou (…) ten tweede is de naam is afgeleid van buku brede. De genezende kracht van beschimmeld brood. Daarom moet Fort Boucou gezien worden als de genezende kracht van de natie, (…)  Hebzucht was een ziekte die in die dagen woonde in de hoofden van de witte mensen, Vele jaren later zou de witte man ontdekken dat er penicilline in de schimmels zat. Iets wat wij allang wisten. (…) De witte man loopt te vertellen dat Fort Boucou betekent tot stof vervallen. Nee, Fort Boucou is de vesting van trots. Het centrum van verzet tegen slavernij. Daarom was vrede voor ons geen optie. Paramaribo moest zich onvoorwaardelijk overgeven. Door slavernij met wortel en tak af te schaffen.